Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG3631

Datum uitspraak2008-06-04
Datum gepubliceerd2008-11-06
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
Zaaknummers168 HLAR 42/06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verwijdering van en ontzegging van de binnenkomst in de Nederlandse Antillen voor drie jaar. De Gezaghebber heef in redelijkheid appellante de binnenkomst kunnen ontzeggen. Voorts is niet gebleken van objectieve belemmeringen voor appellante om haar familie- of gezinsleven in land van herkomst voort te zetten. Aangevallen uitspraak bevestigd.


Uitspraak

168 HLAR 42/06 Datum uitspraak: 4 juni 2007 GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA Uitspraak op het hoger beroep van: [appellante], verblijvend in de Dominicaanse Republiek, appellante, tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 19 oktober 2006 in het geding tussen: appellante en de Gezaghebber van het Eilandgebied Curaçao. 1. Procesverloop Bij beschikking van 21 januari 2006 heeft de Gezaghebber van het Eilandgebied Curaçao (hierna: de Gezaghebber) de verwijdering van appellante gelast en haar voorts namens de Minister van Justitie voor drie jaar de binnenkomst in de Nederlandse Antillen ontzegd. Bij uitspraak van 19 oktober 2006 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (hierna: het Gerecht), het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij het Hof ingekomen op 28 november 2006, hoger beroep ingesteld. Bij brief van 22 januari 2006 (lees 2007) heeft de Gezaghebber van antwoord gediend. Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 maart 2007, waar appellante in persoon, bijgestaan door [gemachtigde], en de Gezaghebber, vertegenwoordigd door mr. A.J. Nieuw, advocaat, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Appellante klaagt dat, samengevat weergegeven, het Gerecht heeft miskend dat een inreisverbod van drie jaar een te zware sanctie is, nu zij reeds door de scheiding van haar partner zwaar gestraft is voor haar onrechtmatige verblijf hier te lande. Het Gerecht heeft volgens appellante voorts ten onrechte haar beroep op humanitaire gronden verworpen. Haar partner woont en werkt op Curaçao en verblijf in de Dominicaanse Republiek is bezwaarlijk, omdat haar partner daar moeilijk een nieuwe baan zal kunnen vinden, aldus appellante. 2.1.1. In hetgeen appellante in beroep heeft aangevoerd heeft het Gerecht terecht geen grond gezien voor het oordeel dat de Gezaghebber appellante niet in redelijkheid de binnenkomst in de Nederlandse Antillen voor drie jaar heeft kunnen ontzeggen. Voorts is niet gebleken van objectieve belemmeringen voor appellante om haar familie- of gezinsleven in de Dominicaanse Republiek voort te zetten. Dat haar partner, naar gesteld, hier te lande werk heeft en het niet zeker is dat hij daar ook werk zal vinden, levert zodanige belemmering niet op. De klacht faalt. 2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. W.P.M. ter Berg, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier. w.g. Ter Berg Voorzitter w.g. Martinez griffier Uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2007 Verzonden: Voor eensluidend afschrift, de griffier, voor deze,